Veroordeeld tot Irak

29 september 2013

Ik ben net terug uit Iraaks Koerdistan, waar ik regelmatig heenreis voor mijn werk bij IKV Pax Christi. De autonome regio Koerdistan, met zijn eigen grondwet, parlement en grenscontrole, is een relatieve oase van rust in het huidige Irak, waar het geweld toeneemt. De regio is een intern toevluchtsoord voor Irakezen uit midden en zuid Irak die het (tijdelijk) te heet onder de voeten worden, zoals leden van minderhedengroepen, activisten, oppositieleden en journalisten.Op een avond word ik mee genomen naar een etentje door een van mijn contacten uit Bagdad. We gaan naar een restaurant in het Christelijke stadje Ainkawa, gelegen naast Erbil- the place to be voor een maaltijd met alcohol.

Ik zit aan tafel met vier mannen en de balans wordt snel opgemaakt: 2 journalisten, 1 wetenschapper, 1 ingenieur. We bestellen wijn, die de wetenschapper professioneel aan een keuring onderwerpt. Geen verrassing wetende dat hij de Franse nationaliteit heeft na jaren in Parijs te hebben gewoond. De ingenieur spreekt perfect Engels en vertelt mij over zijn gezin dat nog in Engeland woont. De twee journalisten zijn “gewone” Irakezen: zij hebben alleen hun eigen nationaliteit, en zijn dus veroordeeld tot hun eigen land. Een van hen is beroemd, schrijft voor een nationale krant, en is tijdelijk weg uit Bagdad omdat het te gevaarlijk voor hem is. Zonder Koerdistan had hij moeten onderduiken. Het is een grote, gezette man, die de ene sigaret na de andere opsteekt en duidelijk meer alcohol drinkt dan goed voor hem is. Hij zit aan de andere kant van de tafel, net te ver weg voor mij om goed te verstaan waar het gesprek tussen hem en de ingenieur over gaat.

Tot, op een gegeven moment, de stemmen verheven worden en de journalist begint te schreeuwen. “Ik zal sterven, jij hebt je paspoort, jij gaat naar Engeland, maar niet ik, ik ben hier, en ik zal sterven. Ik ga dood. IK GA DOOD”. Iedereen kijkt. En iedereen weet: het is menens. Dit is waarschijnlijk waar.

Het is een van de momenten van de vele in Irak, waarop ik me besef dat, ondanks jaren werk met Irakezen en vele reizen naar Irak, inclusief naar Bagdad, ik nooit echt zal weten hoe het voelt om Irakees te zijn. En zelfs binnen Irak is er een scheiding: er zijn degenen die weg kunnen, met hun tweede paspoort of via hun contacten, en degenen die dat niet kunnen. Die veroordeeld zijn tot Irak, met zijn nieuwe burgeroorlog die op het punt van uitbreken staat. Met zijn dagelijkse bomaanslagen, sektarisch geweld, met zijn postitie nummer 1 op de ranglijst “gevaarlijkste land ter wereld voor journalisten”.

Uit het gevolg van het gesprek blijkt waar het meningsverschil over gaat: de journalist is voor een dialoog met al-Qaeda, de ingenieur is tegen. Al-Qaeda is verantwoordelijk voor talloze aanslagen, die tegenwoordig alleen maar toenemen. Maar, zegt de journalist, ik woon hier, ik kan niet weg. De optie is vermoord worden, of met ze dealen.

Het was de eerste keer dat ik dit hoorde van een Irakees. Al-Qaeda wordt diep gehaat in Irak. Gepassioneerde mensenrechten activisten uit mijn netwerk zijn zelfs voorstander van de doodstraf vanwege al-Qaeda. Tegelijkertijd weet ook iedereen dat de terreurgroep, zoals andere milities in Irak, alleen jongeren kan werven omdat er voor velen geen alternatieven zijn en de overheid geen enkele moeite doet om (voor in het bijzonder soennitische) jongeren toekomstperspectieven te bieden.

Valt er te praten met al-Qaeda? Ik heb geen idee eigenlijk. Maar ik denk wel dat er te praten valt met jonge mensen zonder toekomst, die niks anders kennen dan discriminatie en haat. En dat daar resultaten te behalen vallen. Het is precies wat wij doen in ons programma “we zijn allemaal burgers”.

De reden van mijn bezoek aan Irak was de organisatie van een workshop voor dit programma met jonge mensen uit heel Irak van alle verschillende etnische en religieuze achtergronden. Uit de groep van zo’n 23 jongeren waren er twee uit dezelfde provincie, Anbar, de regio waar al-Qaeda het sterkst is. Een van hen is soennitisch, de andere shiitisch. Ze hadden elkaar nog nooit gezien, maar na 5 dagen workshop waren het dikke vrienden. Hoe zoiets kan? Ze delen een zelfde achtergrond die iedereen in de groep aan elkaar bond: ze zijn Irakees, en veroordeeld tot Irak.

Op de laatste dag van de workshop werd de jongeren gevraagd zelf plannen te maken voor activiteiten gericht tegen sektarisch denken. De twee jongens uit Anbar kwamen met dit idee: ze gaan met hun vrienden een groep opzetten, gemengd soennitisch-shiitisch, met elkaar in gesprek en dan gezamelijk elkaars heilige plaatsen bezoeken. Voorlopig eerst in Bagdad, omdat het in Anbar niet kan. Vanwege al-Qaeda. Maar toch…

Schrijf je in voor de nieuwsbrief