Liesbeth is als Nederlandse waarnemer van het EAPPI programma (Ecumenical Accompaniment Programme in Palestine and Israel) afgereisd om gedurende drie maanden ‘beschermende aanwezigheid’ te bieden aan Palestijnse burgers en gemeenschappen op de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. Ze verwerkt haar indrukken in blogs.
Tot nog toe heb ik weinig geschreven over wat mijn specialisme als predikant zou moeten zijn: God, geloof, kerk, godsdienst. Het was nogal zoeken naar God. Niet naar godsdienst, daarin zijn ze in Israël en Palestina buitengewoon sterk. Ook godshuizen vind je er in alle kleuren en maten. Maar God? Hoe ik ook mijn best deed, die kwam ik zelden tegen.
Drie wereldgodsdiensten
Veel godsdienst en veel vertoon ook van alle drie de wereldgodsdiensten. In Jeruzalem zelfs zo veel, dat ik het er benauwd van kreeg – wegwezen daar. Die kermis van de kerk rond het Heilig Graf: hier hoor ik niet bij. De fantastische uitdossingen, hoofddeksels vooral, van de orthodoxe joden bij de Klaagmuur: vertoning waarvan? Net als 35 jaar geleden vond ik de moslims en de moskeeën het meest ingetogen; daar kon ik nog iets van mysterie beleven.
Zondag
Maar in Bethlehem was zondagmorgen mijn ‘hoogtepunt’ van de week. Dan mocht ik alleen op stap, in mijn EA uniform. Dat kon alleen bij kerkbezoek, op andere momenten ben je altijd met een collega. De kerk was minstens een uur lopen vanaf ons verblijf. En onderweg spraken wildvreemden mij aan: ‘Kom even zitten voor een kopje koffie’. Ze vertelden me over de situatie en hoe zij die beleefden. Waarom ze zo blij waren met ons, EA’s. Ik bleef nooit lang, want ik was op weg naar de kerk en probeerde elke zondag een andere kerk te bezoeken.
Collectie van kerken
Ik had in Bethlehem en omgeving zo’n twintig kerken in de collectie: Grieks-orthodox, Rooms-katholiek, Grieks-katholiek/Melkitisch, Syrisch-orthodox, Koptisch, Luthers, Presbyteriaans, Baptist, Evangelisch. Het uitleggen van de overeenkomsten en verschillen vergt, omvat meer dan een boek.
Soms had ik me tevoren aangemeld, soms niet. Vaak werd ik expliciet verwelkomd, maar telkens was ik zeer welkom, ook om deel te nemen aan de eucharistie. Op één uitzondering na: het is mij en anderen niet gelukt, ondanks veel mailen en bellen, om de Geboortekerk te bezoeken. Als toerist was het mogelijk, maar niet als kerkganger.
Arabisch
Alle diensten waren in het Arabisch, in elk geval de preek. Hoewel ik daarvan weinig begreep, kon ik wel altijd volgen waar we waren in de liturgie. De Syrisch-orthodoxe kerk was voor mij de grootste verrassing: de liturgie was daar nog in het Aramees, moedertaal van Jezus. Maar de gemeenschap en de priester waren heel modern en een warm bad!
In de Lutherse Kerk van Beit Jala was ik getuige van een belijdenisdienst: elf jonge mensen, in het wit gekleed, deden belijdenis in een stampvolle kerk! Het was zo vol dat velen moesten staan. Hetzelfde bij een Grieks-orthodoxe Kerk in Beit Sahour, waar talloze kinderen waren, allemaal met een crucifix in de hand; toen een baby het hare losliet, viel Jezus van het kruis, maar dat scheen niemand erg te vinden.
Honderden bussen met pelgrims
Maar meestal waren de kerkgebouwen nog niet half gevuld. De levendige kerkgemeenschappen krimpen snel, maar niet door de secularisatie. Palestina bestond ooit voor twintig procent uit christenen – nu is dat slechts twee procent. De rest is gevlucht of geëmigreerd: Palestina biedt hen geen toekomst meer. Al die rijke, oeroude christelijke gemeenschappen, uit de eerste eeuwen van de kerk: ze verdwijnen zienderogen en voelen zich niet gesteund door westerse kerken. Met vuurspuwende ogen vertellen Palestijnse christenen dat al die pelgrims, wel honderd bussen per dag, linea recta naar de Geboortekerk gaan, daar vroom Stille Nacht zingen, een souvenirwinkel bezoeken – en snel weer terug. De Palestijnse christenen die worstelen om te overleven worden volkomen genegeerd, alsof ze niet bestaan. De toeristen zien de muur, het vluchtelingenkamp niet, hoewel ze vlak langs rijden. Paus Franciscus stopte wel bij de muur, tegen het protocol in, en sprak er een gebed uit.
Hij beweegt geen vinger
Maar God zelf? Toch de grote afwezige, in alle vertoon en geweld?
De Lutherse bisschop Mitri Raheb van Bethlehem schreef: “De God van dit land is anders dan andere goden. Zijn land wordt met ijzer geploegd. Zijn tempels zijn verwoest met vuur. Zijn mensen zijn met voeten vertrapt … en hij beweegt geen vinger”.
De God van dit land is onzichtbaar. Je zoekt naar sporen van hem maar vindt ze niet. Je wenst dat hij naar beneden komt uit de hemel om te zien, te horen, compassie te hebben, te redden.
Zijn mensen roepen: waar bent U, God? Waarom verdwijnt U voor ons in tijden van wanhoop? Zijn vrouwen schreeuwen uit: we hebben niemand behalve God, maar hij geeft geen blijk van bewustzijn, alsof hij slaapt of dood is of druk…
De God van dit land bevecht niet de invasielegers, maar in plaats daarvan deelt hij hetzelfde lot als zijn kinderen. We vinden hem te midden van vluchtelingen. Op plekken waar je hem het minst verwacht. Hij wordt mens met de mensen. Kind in een grot. God met ons, Immanuel. En in het duister van de nacht laat hij bronnen van hoop ontspringen.
Als ik iets van God zag, was het in mensen, uit alle verschillende groepen; in hoe ze elkaar steunen, nabij zijn, het volhouden in hun lijden, kiezen voor geweldloosheid, elkaar in de diepte niet loslaten of hun waardigheid bewaren.
In de velden van Bethlehem, bij de schaapherders, zongen de engelen bij Jezus’ geboorte de volgende boodschap:
Eer aan God in de hemel
en vrede op aarde
bij mensen van wie God houdt. (Lukas 2:14).
Moge het zo zijn!