Categorieën
Nieuws

Vredesweekessay 2025: Niets doen is geen optie 

Hoe verhoud jij je op dagelijkse basis tot anderen? In het Vredesweekessay 2025 verkent Sara Kinsbergen hoe alledaagse vrede kan bijdragen aan een vreedzamere wereld.

Kijkend naar de wereld om ons heen is de roep om verandering luider dan ooit tevoren. Het is inmiddels drie jaar geleden dat Rusland de grootschalige agressieoorlog begon tegen Oekraïne, een conflict dichtbij huis. Ook verder van huis lopen de conflicten op: van Israël’s genocide in Gaza tot het bloedige conflict in Soedan, waar miljoenen mensen zich op de rand van hongersnood bevinden. Juist op dit moment kiest ons kabinet voor extreme bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en diplomatie. Een gevaarlijke ontwikkeling waarmee we ons afzonderen op het wereldtoneel en we het internationaal recht steeds meer te koop zetten.  

Nederland volgt een extreemrechtse strategie die ‘Netherlands First’ predikt, waar basisrechten zoals demonstreren en vrije meningsuiting steeds meer ingeperkt worden en het maatschappelijk middenveld steeds minder ruimte krijgt. Nederland is niet het enige land waar deze trend zichtbaar is. We zien antidemocratische en -rechtsstatelijke bewegingen overal ter wereld oppoppen en vooral mannelijke populistische leiders vrouwenrechten en inclusiviteit steeds ernstiger aantasten. 

Er staat veel op het spel. Daarom is niets doen geen optie. Het is nu de tijd om in actie te komen. Wij blijven dat doen door ons in te zetten voor inclusieve vrede, voor de bescherming van burgers tegen oorlogsgeweld en voor het eindigen van gewapend conflict. We voeren rechtszaken, doen onderzoek, staan burgers in conflictgebied bij en beïnvloeden het beleid waar we kunnen, zowel in Nederland als daarbuiten.  

Er zijn vele manieren waarop jij je ook kunt inzetten. Bijvoorbeeld door je aan te sluiten bij organisaties die opkomen voor zaken die jij belangrijk vindt, door mee te lopen in demonstraties, door politici aan te schrijven, door zelf activiteiten te organiseren en door je uit te blijven spreken. Van groot tot klein, jij kunt een verschil maken. Dat kan al beginnen met hoe jij je op dagelijkse basis verhoudt tot anderen: alledaagse vrede. Hier begint het. In het Vredesweekessay 2025 verkent prof. Dr. Kinsbergen, gespecialiseerd in culturele antropologie en ontwikkelingsstudies, hoe alledaagse vrede kan bijdragen aan een vreedzamere wereld. 

Het essay is hieronder te lezen.  

Over alledaagse vrede*

door Sara Kinsbergen 

Solidariteit aan de keukentafel 

Ik werd geboren in de buurt van Antwerpen en groeide op in een gezin waar mijn ouders mij, mijn broer en zus op weinig hoogdravende wijze lieten ervaren dat de wereld niet voor iedereen even eenvoudig was. Gezinnen op de vlucht zonder verblijfsvergunning, jongeren met een beperking, mensen die de eindjes nauwelijks of niet aan elkaar konden knopen; ze zaten bij ons aan tafel, in de klas of bleven een tijdje slapen. Zo wist ik snel niet beter dan dat armoede, uitsluiting en conflict ook bij het leven kunnen horen, maar ook dat een hand uitreiken en naar elkaar omkijken er gewoon bij horen.  

Ik ben een kind van de jaren ’80. Ik groeide op me Michael Jackson die zong ‘Heal the world, make it a better place’ en het kinderkoor van ‘Kinderen voor Kinderen’ overtuigde me met hun schelle, indringende stemmetjes dat “een kind onder de evenaar later vaak een bedelaar wordt”. Het was dus een kwestie van zoeken naar die evenaar, zo dacht ik. En zoeken deed ik dan ook vanaf die tijd. Zoeken naar antwoorden: Waar begon de aarde en was er ook een einde? Waar komt armoede eigenlijk vandaan en wie begon de oorlog en waarom eigenlijk? En zoeken naar oplossingen voor al die vraagstukken. Niemand honger en vrede op aarde, het leek zo allemaal zo onbereikbaar.  

Niet getwijfeld over Nederland 

En al die tijd, daar in België, lonkte Nederland. Was het de vla, de hagelslag in alle kleuren en maten of toch de zoete mayonaise voor bij de frietjes? Ik keek naar het Jeugdjournaal en zag vol verwondering hoe een 7-jarige een microfoon onder de neus geduwd kreeg en zonder aarzeling een gevat antwoord formuleerde op de vraag: ‘wat er nu met de DDR zou gebeuren na de val van de Berlijnse muur?’ Ik las de Tina, later de Yes en Fancy en zag jonge ‘meiden’ vol vertrouwen de camera inkijken en vertellen over seksualiteit en andere belangrijke thema’s uit het leven van een (pre)puber. Ik keek en las mijn ogen uit. Na familiebezoek in de Muziekwijk in Almere wist ik het zeker: later als ik groot ben, ga ik in Nederland wonen, in een vinexwijk. Waar Nederlanders wel eens twijfelden over België, twijfelde ik vanaf toen geen moment meer over Nederland.  

Want van alles in Nederland spatte het zelfvertrouwen af. Gebiedsontwikkeling rechttoe recht aan, geen twijfel, geen afwijking, meningsuiting zonder hapering en zelfontwikkeling van jongs af aan. Dit moest wel het walhalla zijn voor de zoekende mens, zo dacht ik.  

Anders dan België, het land van de eeuwige twijfel, waar genuanceerdheid tot een kunst verheven is en omfloerstheid geëxcelleerd wordt in woord maar zeker ook in daad. Een land dat leidend onder een zware identiteitscrisis niet eens wist of het eigenlijk wel een land wilde zijn. Niet direct het land waar ik duidelijke antwoorden zou vinden op al mijn vragen, laat staan oplossingen. 

Het was uiteindelijk de liefde die me naar Nederland bracht. Niet de beoogde vinexwijk, maar wel verjaardagen in kringen, de vaststaande “Koffie?”, gevolgd door een blik op de klok en dan “Ja, lekker”-rituelen en altijd ‘vers’ brood in de diepvries wachtten op me. Ik bedacht me dat er niets anders op zat dan er gewoon maar allemaal aan te wennen.  

En ja, daar was dan ook ‘de mening’. Altijd en overal, door iedereen, over alles en niets, onbegrensd geuit. Het kon gezegd, het mocht gezegd, het werd gezegd. Vroeg of laat zou iemand je vragen: “En wat vind jij er eigenlijk van?”. Tijdens mijn studie bleef dan ook geen vraag van de docent onbeantwoord en belandden studenten vlot tutoyerend met de docent in een fel debat. Een avondje zappen leidde me van talkshow naar talkshow waar alwetende gasten overtuigd het gelijk de ether in stuurden. Het debatteren werd tot nationale volksport verheven in het VARA programma het Lagerhuis waar het verbale geweld soms letterlijk van het scherm afspatte. Waar mijn vrienden bij het aanschouwen van dit alles het glas nog een keer volschonken en de chips bijvulde keek ik ernaar met aangespannen kaken en klamme handen en vond het allesbehalve ontspannend. De snelheid, de felheid, de directheid; het ging mijn volksaard te boven.  

 ‘Elk voordeel heb zijn nadeel’, zo leerde ik ook in Nederland. Ja, de uitgesprokenheid werkt verhelderend, bevrijdend, richtinggevend en is daadkrachtig. Het geeft je een stoel aan de tafel, een streep voor in de onderhandeling. Het heeft Nederland veel gebracht. Maar, zo ervoer ik steeds meer, het werkt ook verstikkend, verstommend, overrompelend en verdringend. En, daar heb je het woord, daarmee misschien ook wel polariserend. 

Zonder wrijving geen glans? 

De afgelopen jaren kwamen we als samenleving voor gevoelige, complexe vraagstukken te staan.  

Gevoelig omdat ze raken aan identiteit, aan traditie of aan gevestigde orde. Complex omdat er geen eenduidige manier is om de vraagstukken te begrijpen. En daarmee is er dus ook geen consensus over de noodzaak voor en de richting van eventuele oplossingen. 

Ik lees hierboven de omfloerste taal van een Belg en hoor u zeggen: “een man een man een paard een paard graag”. Ik heb het over de erkenning van het slavernijverleden, de Zwarte Pietendiscussie, me too, Israël-Palestina, migratie, vaccinatie, …. 

Graag “Voor of tegen”, “Goed of fout”, “Zwart of wit”, “Links of rechts”, “Ja of nee” en wel nu meteen.  

Standpunten verharden zich, gesprekspartners worden tegenstanders. Meningsvrijheid wordt steeds vaker een wedstrijd in wie het luidst kan roepen. Individuen, groepen, partijen komen lijnrecht tegenover elkaar te staan, debatten veranderen in verbale slagvelden. En de nuance, die dreigt verloren te gaan in het gevecht om het gelijk. 

En opeens zag ik me daar staan, in mijn ‘land van melk en honing’, ietwat verloren en verdwaasd. Te vaak te stil, te lang vertwijfeld. En dan valt het verdict: je behoort tot ‘het stille midden’.  

De wereld van vandaag met grote maatschappelijke uitdagingen vraagt om mensen die willen gaan voor een meer inclusieve, gelijkere, rechtvaardige, vredevollere wereld. Dat vraagt om mensen die staan en hard gaan voor idealen. En daar is Nederland rijk aan.  

Maar wat als je niet weet wat je ergens van vindt? Wat als je twijfelt? Wat als je meer tijd nodig hebt? Kan er, naast de vrijheid van meningsuiting, ook vrijheid tot stilte bestaan? Is er ruimte voor incubatietijd? Want als we allemaal schreeuwen, wie luistert er dan nog?  

De repliek hierop is vaak even scherp als het debat zelf: “Zonder wrijving geen glans.” “Elke sociale verandering gaat gepaard met geschuur”. “Twijfel doet afbreuk aan de urgentie van deze vraagstukken”.  

En ja, misschien is dat ook zo.  

Verandering doet altijd pijn, roept ongemak op, en dus ook verzet en strijd. Daar moeten we dan misschien gewoon doorheen. Sara, zo krijg ik dan te horen, met die eeuwige gulden middenweg gaan we geen oorlog winnen. 

Of toch?  

Niets doen geen optie 

Dat brengt me bij een vraag waar PAX zich al jarenlang jaar over buigt: hoe werken we aan vrede, juist in een wereld waarin debat steeds vaker escaleert? Al 50 jaar roept PAX tijdens de Vredesweek op tot vrede. Ook dit jaar komen duizenden vrijwilligers in het hele land in actie om te werken aan vrede vanuit de overtuiging dat “Niets doen geen optie is”. De scepticus zou zeggen: als deze boodschap al een halve eeuw herhaald moet worden, dan is niets doen misschien geen optie, maar veel zoden zet het blijkbaar allemaal niet echt aan de dijk.   

Maar wat als we vrede niet beschouwen als de afwezigheid van oorlog, maar als de aanwezigheid van elke vorm van constructieve, positieve menselijke interactie. Wat als we vrede van iets groots, macro, inter-statelijk, vertalen naar iets ‘alledaags’? Wat als we spreken van “Alledaagse vrede”? 

Laten we ons niet misleiden door het woord ‘alledaags’. Het zou de indruk kunnen wekken alsof het geen inspanning behoeft. Alledaagse vrede vereist vergaande bereidheid om naar de ander te luisteren. Niet als middel om vervolgens de ander van je eigen gelijk te overtuigen. Luisteren als doel, als manier de ander echt te begrijpen. Door vanuit diep doorleefde empathie en vanuit de wil om in de ander ten alle tijden een mens te blijven zien, het gesprek gaande te houden. En dat is allesbehalve eenvoudig.  

Als we elk micro-conflict tussen individuen dat volgt op verhard debat beschouwen als een vlam die een grotere strijd kan aanwakkeren tussen groepen en zo tussen landen, dan kunnen we het niemandsland tussen uitgesprokenheid en stilte, tussen mening en nuance, tussen botsing en dialoog, misschien niet langer beschouwen als verloren ruimte en tijd, maar als de plek en het moment waar alledaagse vrede ontstaat. De plek waar je misschien niet altijd een oorlog wint of stopt, maar waar je ook geen nieuwe oorlog start.  

Terug naar de jaren ’80. Naast Michael Jackson en Kinderen voor Kinderen kwam de muzikale inspiratie voor mijn eeuwige zoektocht naar een ‘betere wereld’ ook vanuit de kerk. We zongen allemaal uit volle borst “Vrede op aarde, vrede op aarde”. En met het idee van alledaagse vrede voelt dit ideaalbeeld dan toch misschien binnen handbereik en biedt het eindelijk een antwoord op mijn kinderlijke vraag: ‘Hoe gaan we dat dan allemaal oplossen?’ 

Sara Kinsbergen

* In mijn verhaal presenteer ik Nederland en België en hun inwoners als ware het homogene en tegenover elkaar staande landen. Ik hoop dat u me deze vrijheid gunt voor het verhaal. Ik ben me er als geen ander van bewust dat de diversiteit binnen beide landen groot is en dat we, naast de culturele verschillen die ik uitlicht, ook veel gemeenschappelijk hebben.  

Bekijk ook