Nederlandse militaire actie in Hawija (Irak) in juni 2015 had 70 burgerdoden tot gevolg, zo werd vorig najaar bekend. Sindsdien beloofde het Ministerie van Defensie de transparantienormen te herzien. Onlangs stelde minister van Defensie, Ank Bijleveld, de eerste wijzigingen op dit gebied voor. Hoewel PAX positief is over een deel van de geboekte vooruitgang, blijven er een aantal punten van zorg bestaan. Uiteindelijk zal de effectiviteit van de Nederlandse beleidswijziging afhangen van een sterke betrokkenheid bij zaken als civiel schadeonderzoek, onafhankelijk toezicht en betere akkoorden binnen de militaire coalitie.
Aanstaande donderdag, 8 oktober, vindt er een Kamerdebat plaats over de voorstellen van de minister van Defensie om de transparante communicatie over Nederlandse burgerslachtoffers met militair personeel te verbeteren. In een recente brief aan de Tweede Kamer heeft minister Bijleveld toegezegd om standaard de Defensiecommissie van de Tweede Kamer op de hoogte te stellen, wanneer Defensie onderzoek doet naar mogelijke burgerslachtoffers door haar eigen militaire actie. Dit is zeker een stap in de goede richting, maar er is meer verandering nodig om de Nederlandse praktijk op dit gebied echt te verbeteren. In onze laatste beleidsnota identificeren we drie gebieden die van bijzonder belang zijn:
- Transparantiebesluiten blijven de volledige verantwoordelijkheid van de minister
Het voorstel van de minister om informatie te delen met het parlement over civiele onderzoeken naar slachtoffers is positief, maar komt met te veel vrijwaringen die daaraan verbonden zijn. Ten eerste blijft alleen de minister belast met de beslissing (1) of zij het parlement privé of in het openbaar informeert over onderzoeken, (2) over de timing van haar kennisgeving, en (3) het detailniveau dat moet worden gedeeld. De criteria waarop dergelijke besluiten zijn gebaseerd, blijven bovendien onduidelijk. Informatie-uitwisseling gebeurt te veel naar het oordeel van de minister van Defensie, wat leidt tot een aanzienlijk risico dat het parlement en het grote publiek te laat of te weinig in detail worden geïnformeerd over de negatieve effecten van het Nederlandse militaire optreden op burgers. In plaats daarvan zou het Ministerie van Defensie moeten overwegen een onafhankelijk orgaan op te zetten om de minister te adviseren over besluiten rond het delen van informatie, op basis van openbaar beschikbare criteria.
- Transparantie hangt af van coalitieakkoorden
Potentieel zorgwekkender is dat de minister blijft bij haar eerdere uitspraken dat het delen van informatie over onderzoeken in het privaat of in het openbaar, afhankelijk is van militaire coalitieakkoorden. Het is al lang vastgesteld dat coalitiestructuren de transparantie ontmoedigen in plaats van stimuleren, door het relatief gemakkelijk te maken voor individuele coalitieleden om verantwoording te ontlopen door zich achter het collectief te verschuilen. Het is van absoluut fundamenteel belang dat transparantieovereenkomsten deel gaan uitmaken van de beraadslagingen over deelname aan coalitie-operaties. Om het goede voorbeeld te geven en anderen daartoe te bewegen, zou het ministerie alleen deelname aan een nieuwe militaire coalitie moeten overwegen wanneer transparantie over burgerslachtoffers door eigen militaire actie vooraf kan worden gewaarborgd.
- Transparantie vereist tracking- en onderzoekscapaciteit
Het is belangrijk om te herinneren dat transparantie over het onderzoeken van civiele ongevallen slechts één schakel is in de keten van verbetering van de algemene praktijk rond burgerslachtoffers door Nederlandse militaire actie. Om ervoor te zorgen dat onderzoek mogelijk is, moet het leger civiele schade trackingactiviteiten uitvoeren, tracking [1] waarvoor sterke gegevensverzamelings- en analysecapaciteit vereist is; er kan pas onderzoek worden verricht als er reden is om burgerslachtoffers te vermoeden. We zien bovendien dat militaire onderzoeken vaak aan aanzienlijke tekortkomingen onderhevig zijn. De internationale coalitie tegen ISIS is keer op keer bekritiseerd voor het teveel vertrouwen op militaire en ‘air-only’ bronnen om civiele schadeclaims te onderzoeken. [2]Bijvoorbeeld, luchtbewaking dreigt veel schade te missen, omdat het niet ‘registreert’ of mensen gevangen of begraven liggen onder het puin van ingestorte gebouwen. Als gevolg daarvan waren de zelf gerapporteerde cijfers van door de coalitie veroorzaakte burgerslachtoffers veel lager dan die van onafhankelijke monitoringorganisaties zoals Airwars. Het Ministerie van Defensie zou daarom moeten overwegen om standaard niet-militaire bronnen te raadplegen bij het uitvoeren van een civiel schadeonderzoek.
Het is bemoedigend dat het Nederlandse leger eerste stappen zet om de praktijk met betrekking tot transparante berichtgeving over door Nederland veroorzaakte burgerslachtoffers te verbeteren. Er is, echter, nog een flinke weg te gaan.
[1] Voor meer informatie over de praktijk van civiele schade tracking, zie onze uitleg.
[2] Zie in het bijzonder CIVIC (2020). Op zoek naar antwoorden: Amerikaanse militaire onderzoeken en civiele schade; Airwars (2019). Onze militaire beoordelingen van civiele schade: Lessen die zijn getrokken uit de internationale strijd tegen ISIS.