Het Internationaal Strafhof in Den Haag deed vandaag uitspraak in de zaak van Dominic Ongwen, commandant van de Oegandese rebellenbeweging de Lord’s Resistance Army (LRA) oftewel het Verzetsleger van de Heer. “Het is natuurlijk geweldig dat er eindelijk een LRA-commandant berecht is. Maar de slachtoffers in Congo en CAR wachten ook op gerechtigheid”, zegt Marianne Moor, programmahoofd Afrika bij PAX in een opiniestuk in NRC.
Ongwen was beschuldigd van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Tot op heden is alleen hij berecht, als enige van de vijf commanten van de LRA tegen wie het Internationaal Strafhof in 2005 arrestatiebevelen uitvaardigde, de eerste sinds haar oprichting. Drie van de vijf zijn inmiddels overleden.
De wreedheden van de LRA hebben de afgelopen decennia wereldwijd geleid tot reacties van afschuw en een roep om gerechtigheid. Tevergeefs heeft de regering-Obama geprobeerd de leider van de LRA, Joseph Kony, te arresteren.
Hoe belangrijk ook, het Strafhof heeft Ongwen alleen aangeklaagd voor misdaden op Oegandees grondgebied. Dit heeft als gevolg dat de vele slachtoffers in de buurlanden Congo en de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) worden uitgesloten van waarheidsvinding en gerechtigheid. Gezien het brute geweld dat ook burgers in Congo en de CAR is aangedaan moeten het Internationaal Strafhof en de internationale gemeenschap deze slachtoffers net zo goed tegemoet komen.
Kerstbloedbaden
Na de oprichting van de LRA in 1987 voerde rebellenleider Joseph Kony meer dan vijftien jaar strijd in noordelijk Oeganda tegen de regeringstroepen van president Museveni. De LRA werd berucht om het grove geweld dat ontaardde in de grootschalige ontvoering van kinderen die zij veelal inzetten als soldaten. In 2005, na een aantal nederlagen tegen het Oegandese leger, zocht de LRA een heenkomen in onder andere buurland Congo. Kony en een groot deel van zijn manschappen vestigden zich in een noordelijk natuurpark, naar verluidt met toestemming van de toenmalige Congolese overheid. Tot grote schrik van de bevolking vestigden zich plotseling LRA-rebellen in hun leefgebied, maar hun vrees en vraag om hulp werden genegeerd door hoofdstad Kinshasa.
Toen drie jaar later het vredesproces tussen Oeganda en de LRA strandde, gaf diezelfde Congolese regering de Oegandese machthebbers toestemming om de LRA op haar grondgebied te bombarderen. En hoewel Kony zelf vluchtte, liet hij een deel van de manschappen onder leiding van Dominic Ongwen in Congo achter om wraakacties uit te voeren. De nietsvermoedende bevolking werd daarop tijdens de kerstvieringen in 2008 overvallen door de LRA die plunderend, moordend en verkrachtend door de dorpen trok.
Deze golf van geweld, die bekend staat als ‘de Kerstbloedbaden’, liep na een jaar af. Maar de aanwezigheid van kleinere LRA-groepen is tot op de dag van vandaag voelbaar in Congo en de Centraal Afrikaanse Republiek. Volgens internationale schattingen heeft de LRA in deze twee landen sinds 2008 ruim 2.400 moorden en 3.400 ontvoeringen gepleegd. Bijna 400.000 burgers zijn van huis en haard verjaagd.
Erkenning slachtofferschap
Dat deze misdaden onbestraft zullen blijven in het strafproces van het Internationale Strafhof tegen Ongwen is een hard gelag voor de Congolese en Centraal-Afrikaanse slachtoffers. Te meer omdat de arrestatie van Kony tot op heden is uitgebleven en na dit proces hun kans op gerechtigheid, zo valt te vrezen, minimaal zal zijn. Deze slachtoffers worden nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het geweld. De woede, het verdriet en de materiële schade hebben veel psychisch leed veroorzaakt en de sociale structuur van de dorpsgemeenschappen ontwricht.
Na de terugkeer van ontheemden en ontvoerde kinderen komen de verhoudingen op dorpsniveau vaak nog verder onder druk te staan. Dat laat het proces tegen Ongwen in extreme vorm zien. De verdediging van Ongwen voert aan dat hij zelf als kind ontvoerd is door de LRA. Deserteurs van de LRA kunnen immers zowel slachtoffers zijn van ontvoering, als daders met zware misdaden op hun geweten. Dat is een realiteit die voor de slachtoffers moeilijk te bevatten is. De jongvolwassenen die vaak jaren na hun ontvoering getraumatiseerd terugkeren in de Congolese dorpen, krijgen na de eerste emotionele hereniging te maken met uitsluiting en stigmatisering door angstige familie en dorpelingen.
Ook de slachtoffers in Congo en de Centraal Afrikaanse Republiek willen erkenning van hun slachtofferschap. Ze willen getuigenissen afleggen over het leed dat hun is aangedaan. Serieus onderzoek van het Strafhof naar de schendingen van mensenrechten door de LRA in Congo en de Centraal Afrikaanse Republiek is cruciaal. Van vergelijkbaar belang is de internationale steun voor slachtoffers en deserteurs, ten behoeve van het helen van de sociale structuur van hun dorpsgemeenschappen en om de spiraal van steeds terugkerend geweld definitief te doorbreken.