28 maart 2022; dag 33 van de oorlog.
Wenen organiseert een OVSE Human Dimension-bijeenkomst, die de Russische vertegenwoordiger weigert bij te wonen omdat hij niet betrokken was bij de voorbereidingen. De bijeenkomst beslaat het hele spectrum van de [theoretische] manier waarop dingen ‘zouden moeten zijn’ volgens het internationale humanitaire recht en mensenrechtenwetgeving en de [echte] wijze waarop de situatie is in Mariupol. Hier zijn mensen op de vlucht voor de onophoudelijke beschietingen en proberen niet te kijken naar de lijken die op straat liggen. Want zelfs als ze een familielid zouden herkennen, zouden ze niet kunnen stoppen met vluchten om hun geliefden te begraven.
Ik woon de vergadering bij namens #PAX en heb iets te zeggen over het harde werk dat nodig is voor vrede. “Ik zie op straat geen tekenen van solidariteit met Oekraïne”, zegt collega Yulia Erner, terwijl we van de ene vergaderlocatie naar de andere lopen. Wenen hangt niet vol met Oekraïense vlaggen, maar staat vol keizerlijke pracht waarvoor het zich niet eens lijkt te schamen. Maar op strategische plekken hangel wel vlaggen. Zoals op de halfronde muur achter het Monument ter ere van de Soldaten van het Sovjetleger, met zijn inscripties in communistisch-imperialistisch Russisch, dat volledig blauw-geel is geschilderd.
Als ik de hal van het centraal station binnenkom, is het eerste wat ik hoor “шановни пасажири ! ” – een mededeling in duidelijk, accentloos Oekraïens, en even lijkt het alsof ik daar weer ben. Dan realiseer ik me dat het andersom is: niet ik ben naar Oekraïne gegaan, maar Oekraïne is naar Europa gekomen: haar mensen, haar taal, haar verhalen; haar humor, behulpzaamheid en creativiteit. Oekraïne is niet meer wat het was voor veel van mijn mede-Europeanen: een ver land dat niet echt betekenis heeft in hun dagelijks leven. Het bestaat, in het hier en nu. Oekraïne is nog geen onderdeel van de EU geworden, maar Oekraïners zijn inmiddels wel onderdeel van het dagelijks leven in veel EU-landen.
Ik loop door de stad, mijn ogen wijd open, een tijdje niet in staat om foto’s te maken omdat de batterij van mijn telefoon leeg is. De Karlskirche kondigt een uitvoering van het Requiem van Mozart aan. Ik hou van dat stuk. Het is vandaag. Ik ga erheen. Temeer daar het een liefdadigheidsconcert is dat alle opbrengsten aan Oekraïne schenkt . Het gebouw is zowel binnen als buiten blauw en geel verlicht. Twee priesters spreken: een Oostenrijkse, een Oekraïense. Dan begint de muziek. Ik ken dit Requiem goed, maar als de eerste tonen de kerk vullen, schrik ik en hoor ik iets nog bekenders : het Oekraïense volkslied. Nog een stukje Oekraïne dat de afgelopen weken naar Europa is gekomen. En als één persoon staan de mensen in de kerk op en luisteren, terwijl degenen die de woorden kennen het volkslied plechtig meezingen.
De akkoorden van het Requiem rollen van de koepel in golven, van de donderende ‘die irae’ tot de zacht-droevige ‘lacrimosa’ die inderdaad tranen in mijn ogen brengt. ‘Dona eis requiem’, smeekt het koor, ‘geef hem rust’. En in mijn gedachten breng ik deze muziek naar de schuilplaatsen van Mariupol, naar de straten van Charkov, naar al degenen die stierven en niet konden worden begraven zoals hun dierbaren dat hadden gewild: met een plechtige toespraak en zang, met liefde, zorg en aandacht. Het koor zingt een mis voor onschuldige burgers die zijn gesneuveld in deze zinloze oorlog, en dat doet pijn. Ik ben, te midden van dit alles, dankbaar dat de Oekraïners dat leed niet alleen hoeven te dragen, dat ook een deel hiervan in Europa wordt beleefd en meegevoeld.
