Al bijna zeventien jaar vecht de gemeenschap van Khan al-Ahmar tegen de pogingen van de Israëlische regering om het dorp te evacueren en de bewoners te verhuizen naar een plek naast een vuilstortplaats, zo’n twaalf kilometer verderop. In september 2018 gaf het Israëlische Hooggerechtshof hier toestemming voor en sindsdien kan het elk moment gesloopt worden.
De Israëlische regering zegt dat het dorp op staatsgrond is gebouwd zonder de vereiste vergunningen. Het dorp ligt in Area C van de Westelijke Jordaanoever en valt onder directe Israëlische militaire controle. Het verkrijgen van bouwvergunningen is vrijwel onmogelijk. Israël wil de grote nederzettingen in het bezette Oost-Jeruzalem uitbreiden en met elkaar verbinden. Daarom wordt het dorp bedreigd met sloop en moeten de bewoners met geweld worden verdreven. Na de oorlog van 1948 werden de meeste bedoeïenen door Israëlische troepen verjaagd van hun leefgebied in de Negev woestijn naar de Westelijke Jordaanoever. Nu herhaalt de geschiedenis zich.
Outpost van Israëlische settlers
Elke week spreken wij met Abu Khamish, woordvoerder van de bedoeïenen-gemeenschap. Hij probeert al jaren aandacht te vragen voor de situatie. Onlangs is er op een paar honderd meter afstand van het dorp een outpost gekomen van Israëlische settlers. Khamish vertelt dat de settlers ’s nachts geregeld naar het dorp komen met grote lichten en luidsprekers om de bewoners angst aan te jagen in de hoop dat ze vertrekken.
‘Voor 2000 hadden we 2000 schapen en 28 kamelen. We brachten melk en vlees naar de markt in Jeruzalem, dat was onze belangrijkste bron van bestaan. Maar sinds 2000 is het verboden om verse producten mee te nemen door de checkpoints. We hebben nu nog slechts 800 schapen. Door de omliggende Israëlische nederzettingen kunnen de dieren onvoldoende grazen en zijn we gedwongen duur voedsel te kopen. Elk jaar moeten we dieren verkopen om voedsel te kunnen kopen.’
Steeds minder kinderen durven naar school
Met hulp van internationale organisaties is een basisschool gebouwd waar zo’n 170 kinderen tussen zes en veertien jaar uit de omliggende dorpen les krijgen. Maar de laatste tijd krijgen ook de kinderen te maken met geweld van de settlers die hen tegenhouden, met stenen gooien en tegen hen schreeuwen. Daarom durven steeds minder kinderen naar school te gaan. Ook de leerkrachten beamen dat de leerlingen niet veilig naar school kunnen. Abu Khamish heeft gevraagd of wij, de EAPPI-waarnemers, twee keer per week de kinderen naar school willen begeleiden. Daarom zijn we nu op dinsdagen en donderdagen aanwezig om de kinderen op te vangen en te begeleiden. Als ze uit school komen rennen ze ons tegemoet. Ze zien maar zelden buitenlanders en zijn erg opgewonden. Sinds onze aanwezigheid laten de settlers zich niet zien.
Jabal al-Baba
Een andere bedoeïenen-gemeenschap die we bezoeken is Jabal al-Baba, dichtbij de stad Al-Eizariya in noordoost Jerusalem. Ook deze gemeenschap van tachtig families wordt bedreigd met sloop en uitzetting omdat Israël de grote Israëlische nederzetting Ma’ale Adumim met Jeruzalem wil verbinden.De zoon van woordvoerder Atallah Mazarrah leidt ons rond: een uitgestrekt terrein tegen de top van een heuvel; langs de onverharde weg staan een paar dozijn hutten en tenten en hokken met dieren. Er is geen aansluiting op een water- of elektriciteitsnetwerk. Het blijkt dat dit deel van de heuvel ooit door de koning van Jordanië als geschenk aan de paus is gegeven. Vandaar de naam: Jabal al-Baba, ‘Pausberg’. Het wordt gemarkeerd door een hek. Geiten zwerven over de steile, rotsachtige hellingen en kinderen voetballen. Atallah zegt dat hij blij is met onze komst en de internationale steun. Het geeft hen hoop en de kracht om zich te verzetten tegen de sloopplannen van de Israëlische regering. Attallah heeft zelf vijf kinderen – de oudste is veertien – en zijn huis staat ook op de nominatie om te worden afgebroken.
Economisch steeds slechter
Israël erkent de dorpen niet omdat ze zich, volgens de Israëlische autoriteiten, illegaal op het land bevinden. Daarom krijgen zij geen toegang tot water, elektriciteit, rioleringen, onderwijs, gezondheidszorg en wegen. Onder de Israëlische bezetting gaat het al jaren economisch steeds slechter met de bedoeïenendorpen. En sinds het begin van de oorlog op 7 oktober zijn alle Israëlische werkvergunningen ingetrokken voor de mannen in het dorp. De staat Israël wil de bedoeïenen op die manier ontmoedigen om hier wonen en hoopt dat ze uiteindelijk vanzelf vertrekken.
Kahn al-Ahmar en Jabal al-Baba staan niet op zichzelf. Op de Westbank zijn 167 bedoeïenen gemeenschappen waar in totaal 300.000 bedoeïenen leven. Velen leven onder de armoedegrens en hebben te maken met grof geweld van de Israëlische settlers. Sinds 7 oktober 2023 zijn er meer dan vierduizend incidenten gemeld. Het gaat om bedreigingen, het slaan met stokken, het binnendringen in de huizen en het stelen van vee. Er wordt zelfs gemeld dat settlers het water van de dieren vergiftigen. ‘Wat er in Khan al-Ahmar gebeurt, zien we ook in andere gebieden’, zegt Khamish. ‘Ze willen alle Palestijnen uit Area C verjagen. Niet alleen mij, maar iedereen hier in de dorpen. Maar ik ga niet weg. Wij zullen op ons land blijven.’
Wim is als Nederlandse waarnemer van het EAPPI programma (Ecumenical Accompaniment Programme in Palestine and Israel) afgereisd om gedurende drie maanden ‘beschermende aanwezigheid’ te bieden aan Palestijnse burgers en gemeenschappen op de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. Hij verwerkt zijn indrukken in blogs.