“Dus Tito was een soort Saddam Hoessein?”

7 augustus 2017

De afgelopen jaren heb ik veel reizen gemaakt door de Balkan, maar dit is een wel heel bijzondere. Dit besef komt het vanaf het allereerste moment dat we voet aan de grond zetten in Bosnië. We zijn hier voor de jaarlijkse herdenking van de genocide in Srebrenica, waarbij in juli 1995 meer dan 8000 mensen door de Bosnisch-Servische troepen vermoord zijn. Ieder jaar bij de herdenking worden er nieuwe lichamen begraven, die in dat jaar geïdentificeerd en/of gevonden zijn. Dit jaar, 22 jaar na de genocide, zijn dat er nog 71. Wat deze reis verder bijzonder maakt, is dat we een delegatie uit Irak bij ons hebben. Het merendeel van deze delegatie is van Jezidische afkomst, en betrokken bij processen van waarheid en gerechtigheid rond de massamoorden die hebben plaatsgevonden nabij de Sinjar berg in Noord-Irak sinds 2014.

Zowel in Irak als in Bosnië werkt PAX met partners die getuige zijn geweest van grove mensenrechtenschendingen, zoals moord, verkrachting, ontvoering en verdrijving. Nu leven de verschillende partijen samen in een wankel evenwicht. Het bezoek in het kader van de herdenking biedt Bosniërs en Irakezen de gelegenheid ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren. Doordat in Bosnië de moslimgemeenschap slachtoffer van de genocide is, en in ISIS de agressor is, zou ook dit interessant zijn. Hoeveel zouden mensen met elkaar willen delen? Die vraag werd al op de eerste dag beantwoord: verrassend veel. “Dus Tito was een soort Saddam Hoessein”, constateert een van de Irakese delegatieleden.

Dezelfde struikelblokken
We zitten in de tuin van hotel Grand in Sarajevo en zijn in gesprek met Hasan Nuhanovic. Hasan was in juli 1995 tolk van Dutchbat, het Nederlandse VN-bataljon dat gestationeerd was in de safe area Srebrenica. Hasan heeft de aanval van de Bosnisch-Servische troepen overleefd, maar zijn broer en ouders zijn voor zijn ogen weggevoerd en later vermoord. Zijn jarenlange strijd voor waarheidsvinding en gerechtigheid (hij heeft onder andere de Nederlandse staat aangeklaagd) maakt grote indruk op de Irakezen en eigenlijk op ons allemaal. Ik zie de Jezidische Irakezen meeschrijven en bedenken hoe zij eenzelfde activisme willen ontwikkelen in Irak.
De parallellen houden niet op bij een vergelijking tussen de autoritaire leiders. Beide landen kennen veel dezelfde processen en struikelblokken. Vragen als ‘hoe kom je bij een massagraf’, ‘hoe identificeer je slachtoffers’, ‘hoe verenig je je als overlevenden’, ‘hoe verzamel je verhalen en getuigenverslagen’? Kun je ooit terug naar de plek van het onheil, naar de plek die ook zo lang je thuis is geweest?’ – ze zijn zowel in Srebrenica als in Sinjar aan de orde van de dag.

‘Geef niet op en houd moed’
Het klinkt misschien gek, maar dit soort verhalen raakt herkenbaar. Ik vertel ze zelf ook door. Natuurlijk, ik bewaar een zekere afstand die mij in staat stelt mijn werk te doen. Toch zijn er momenten waarop het allemaal heel dichtbij komt. Bijvoorbeeld tijdens onze ontmoeting met de Vrouwen van Srebrenica. Met een brok in mijn keel vertaalde ik getuigenissen van de vrouwen over hun jarenlange strijd voor het laten identificeren van de massagraven, zodat ze eindelijk zekerheid kregen over het lot van hun vermiste man, broer of zoon en hem eervol konden begraven. De Jezidische dames begrijpen ook dat zij aan het begin staan van een soortgelijke strijd. ‘Geef niet op en houd moed’, fluisterden de Srebrenica-vrouwen hen toe. Niet alleen de verhalen, maar ook het leed is zo ontzettend herkenbaar. Het leed in de ogen van onze partners, het leed dat je voelt wanneer ze je een hand geven of omhelzen, daar raak ik nooit aan gewend. En dat is maar goed ook.

De Irakezen nemen veel mee terug naar hun land. Foto’s bij de begraafplaats voor de slachtoffers uit Srebrenica en bij een tentoonstelling in het Herinneringscentrum in Potocari (Srebrenica), gemaakt door PAX in samenwerking met het Potocari Memorical Center en Herinneringscentrum Kamp Westerbork, worden gebruikt bij de herdenking van de Sinjar genocide op 3 augustus. Veel foto’s zijn gemaakt naast de titel van de tentoonstelling: ‘Srebrenica Genocide: the failure of the International Community’. De Irakezen stellen voor alleen het woord ‘Srebrenica’ te veranderen in ‘Sinjar’. Dan kan deze zo worden toegepast in Irak.

Inge Baanders, programmamedewerker Westelijke Balkan
mmw Sam van Vliet, programmamedewerker Midden-Oosten

Schrijf je in voor de nieuwsbrief